Broedseizoen. Huisregels van de vogels bepalen de ruimte voor de groenaannemer
Van half maart tot half juli is het broedseizoen. Overal zijn vogels druk bezig met het bouwen van nesten, het leggen en uitbroeden van eieren en het verzorgen van hun jongen. Dé tijd van het jaar dus dat we vogels hun rust en privacy moeten gunnen. Maar dat betekent niet dat we niets kunnen doen op het gebied van uiterwaardenbeheer. Sterker nog. Maaien moet zelfs. Maria Smits is adviseur Natuur binnen Maaskracht en vertelt hierover.
“Als we in deze tijd van het jaar ergens aan het werk zijn, roept dat best vragen op. Vanwege het broedseizoen maar ook omdat niet duidelijk is waarom we juist maaien als alles zo mooi bloeit. Belangrijk om te weten is dat we altijd werken volgens de wet Natuurbescherming waarin de regels staan voor bescherming van planten en dieren,” trapt Maria af.
Bij calamiteiten snoeien of kappen na veldcheck
“In het broedseizoen leggen we voornamelijk de zogenoemde ‘houtige werkzaamheden’ stil. Dan gaat het dus over snoeien en kappen. Maar als er calamiteiten zijn – er is het risico op het afbreken van een grote tak met gevaar voor mensen bijvoorbeeld – dan moeten we alsnog ingrijpen. Alvorens we dat doen verricht de ecoloog een veldcheck. Daarbij kijkt hij of zij of er broedvogels aanwezig zijn, of en waar er nesten zijn etc. Pas als dat gecheckt is en we weten dat er geen verstoring optreedt, starten we de benodigde werkzaamheden.”
Maaien maakt ruimte voor kruiden
En hoe zit het dan met dat maaien juist als alles in bloei staat? “Voor het bestrijden of beheersen van invasieve exoten maar ook voor de biodiversiteit doen we op sommige terrein een vroege maaironde in mei.” Dat laatste klinkt tegenstrijdig aangezien we als consument tegenwoordig bekend worden gemaakt met de ‘maai mei niet maand’ waarin wordt gestimuleerd om het gras in je tuin dan even lekker z’n gang te laten gaan. “Om op gazons diversiteit te stimuleren is het inderdaad heel goed om een maand niet te maaien,” antwoord Maria. “In sommige uiterwaarden is het juist goed voor de biodiversiteit óm te maaien. Want met maaien maak je van een situatie waarin weinig soorten groeien ruimte voor meerdere soorten. En juist op voedselrijk graslanden is dat nodig en wenselijk. Daarbij maaien we nooit 100% van het perceel, we sparen altijd minimaal 20%. Op die manier blijft er hoger grasland beschikbaar voor dieren om te schuilen en te foerageren. Dat alles is vastgelegd in een zogenoemd ecologisch werkprotocol.”
Iedere vogel zijn eigen huisregels
“In dat ecologische werkprotocol staat ook beschreven hoe we (broed)vogels beschermen,” vervolgt Maria. “Per soortgroep is aangegeven wat wel kan en wat niet kan. En bij sommige soorten geldt gewoon standaard ‘P1’ wat betekent niet werken in het broedseizoen. Maar voor andere soorten kunnen andere gradaties gelden. Dat betekent dat we bijvoorbeeld eerst nesten en rustplaatsen markeren en in een straal om die plek niet werken, maar iets verder er vandaan wel. Voor nesten van bepaalde roofvogels geldt bijvoorbeeld dat we die het hele jaar niet mogen verstoren en dat we ons werk mogen doen tot 75 meter van nest. Zo heeft bijna iedere broedvogel zijn eigen huisregels waaraan wij ons hebben te houden,” besluit Maria Smits.